De verschillende gradaties van analfabetisme
De missie van het leren van een tweede taal is voor de meeste mensen al een uitdaging, maar voor de groep cursisten die nog moeten alfabetiseren geldt dit des te meer. Analfabetisme komt op verschillende niveaus voor. Wanneer we het hebben over analfabeten hebben we het over de groep cursisten die nooit geleerd hebben om te lezen en schrijven en dit dus ook niet kunnen. Daarnaast spreken we van semi-gealfabetiseerd als cursisten die laaggeletterd zijn in hun moedertaal. Wanneer het gaat om tweedetaalverwerving onderscheiden we nog een extra categorie, namelijk anders-gealfabetiseerden. Deze groep kan wel lezen en schrijven, maar in een ander schrift. Bijvoorbeeld, een cursist kan lezen en schrijven in het Arabisch, maar moet in het NT2-traject nu eerst het Latijnse schrift gaan leren.
Reflecteren op taal
Voordat de verwerving van de tweede taal plaatsvindt, is er eerst de moedertaal. Een analfabeet kan mondeling goed functioneren in zijn moedertaal. Als zij horen: Het gaat vanmiddag regenen, dan snappen zij dat er later op de dag druppels uit de lucht gaan vallen. De betekenis komt dus over. Maar vraag je ze uit hoeveel woorden de zin Het gaat vanmiddag regenen bestaat, dan vinden ze dat moeilijk. Analfabeten kunnen met taal dus goed een boodschap overbrengen, maar ze kunnen niet reflecteren op taal. Anders gezegd zijn mensen die niet gealfabetiseerd zijn zich niet bewust van de structuur en vorm van de taal.
Zodra je leert lezen en schrijven in de moedertaal groeit het bewustzijn van de taal. Je leert dat taal bestaat uit verschillende klanken en dat je die kunt koppelen aan bepaalde tekens; de klank-tekenkoppeling. Iemand die geletterd is beschikt over een visueel kladblok in het werkgeheugen, hierop kunnen we de klanken die we horen onderbrengen in tekens en zo de woorden visualiseren. Ben je geletterd, dan beheers je dus een skill; namelijk gesproken taal in het werkgeheugen omzetten in visuele woorden en zinnen.
Deze skill is van grote invloed op hoe we gesproken taal verwerken. In ons werkgeheugen is beperkte ruimte om dingen op te slaan. Hierbij geldt dat het onthouden van klanken veel meer ruimte kost dan het onthouden van tekens. Wist je dat analfabeten daarom vaak gesproken woorden en zinnen minder goed kunnen herinneren en herhalen?
De invloed op de tweedetaalverwerving
Analfabetisme heeft op verschillende manieren invloed op het verwerven van nieuwe vaardigheden in de tweede taal. Hoe leer je bijvoorbeeld in de tweede taal lezen en schrijven, als je nog nooit hebt geleerd over klank-tekenkoppelingen en je hier nog niet bewust van bent? Volwassen analfabeten beheersen vaak mondeling de nieuwe taal ook nog niet goed, waardoor ze bij het aanleren van klank-tekenkoppelingen niet kunnen refereren naar gesproken taal. Het spreekt voor zich dat bijvoorbeeld woordjes leren voor deze doelgroep ook haast onmogelijk is. Niet alleen omdat ze de woorden niet kunnen lezen. Maar ook kunnen analfabeten zich de gesproken woorden minder goed herinneren. Ze kunnen alleen klankcombinaties onthouden en deze neemt teveel ruimte in het werkgeheugen in beslag. Ze zullen woorden dus sneller vergeten dan gealfabetiseerde NT2-cursisten.
Analfabetisme heeft ook invloed op minder voor de hand liggende vaardigheden, zoals luisteren. Net als in de moedertaal hebben analfabeten moeite met het herinneren van gesproken taal. Waar een geletterde tweedetaalverwerver kan reflecteren op nieuwe constructies uit gesproken taal en deze opslaat, is dit voor de analfabete tweedetaalverwerver anders. Het visuele kladblok is afwezig en daardoor verdwijnt de gesproken taal snel uit het werkgeheugen. Hierdoor is het reflecteren op de taal, een belangrijk onderdeel van het taalleerproces, niet goed mogelijk. Het geven van correctieve feedback (feedback waarbij expliciet aangegeven wordt wat de fout is) heeft bij deze doelgroep dan ook weinig zin. Als een analfabeet zegt: Ik heb naar de wc geweest en dit door de leraar wordt verbeterd met: Nee, je bent naar de wc geweest, kan de analfabeet van deze correctie niet leren, omdat hij niet in staat is te reflecteren op gesproken taal.
Ook spreekvaardigheid in de tweede taal is moeilijk voor de analfabeet. In het visuele kladblok visualiseren we namelijk niet alleen gesproken taal, we visualiseren ook de woorden die we willen gaan zeggen. Door gebruik te maken van het visuele kladblok kunnen we als het ware onze spraak vooruitplannen. Juist in de tweede taal is dit plannen belangrijk, omdat het langer duurt om de juiste woorden te zoeken. Je kunt je dus voorstellen dat het ontbreken van dit kladblok van invloed is op de mate waarin een analfabeet de tweede taal vloeiend spreekt.
Tips voor een goede start
Starten met alfabetiseren is spannend. Cursisten hebben geen beeld van wat ze gaan leren en wat er in de klas van ze verwacht wordt. Ze zijn immers nooit naar school geweest. Daarnaast hebben deze cursisten hun hele leven al doende geleerd. Begin dus actief en samen. Bekijk op een groot scherm het lesmateriaal, wandel door de school en bespreek wat er te zien is of breng een bezoekje aan de Hema en bekijk de schoolartikelen.
Doelen en verwachtingen
Alfabetiseren kost tijd, en het is belangrijk dat cursisten gedurende het hele traject gemotiveerd blijven. Om je cursisten te helpen is het belangrijk om hoge, concrete verwachtingen te stellen en de nadruk te leggen op wat de cursist aan het eind van het leermoment zal kunnen. Wat prettig werkt, is om cursisten aan elkaar te laten presenteren wat ze hebben geleerd. Vier het bereikte doel actief.
Geschikt lesmateriaal
Het inzetten van het juiste lesmateriaal is bij deze doelgroep van groot belang. Een van de meest gebruikte lesmethodes is DigLin+. Een methode die inzet op een manier van leren waarin autonomie en een digitale leeromgeving met beeld en geluid de belangrijkste rol spelen. Het doel is om de alfaleerder sneller door de beginfase van het leerproces te helpen aan de hand van twee belangrijke uitgangspunten. Het eerste hoofdprincipe van DigLin+ is inductief en impliciet leren. Onderzoek heeft uitgewezen dat 90 tot 95 procent van de kennis impliciet wordt verworven. Door ingebouwde patronen in de oefeningen van DigLin+ maakt de cursist zonder expliciete instructie kennis met de regelmaat in taal en schrift. Een tweede hoofdprincipe van DigLin+ is de autonomie van de cursist. De cursist navigeert steeds zelfstandiger door het programma en houdt zelf zijn werkschema’s en voortgang bij. Hierdoor krijgt de cursist zelf zicht op wat er allemaal te leren valt, groeit zijn motivatie om te leren en beklijft het geleerde beter.
Overzicht
Zorg ervoor dat de materialen beschikbaar zijn voor de cursist. Zet bakjes met gekleurde pennen op tafel, stel je materiaal thematisch tentoon en leg voor aanvang van de les geschikte boeken op de tafels. Cursisten worden zo uitgenodigd tot onderzoeken en actief leren.
Oefenen, oefenen, oefenen
Als laatste geldt voor deze doelgroep: oefenen, oefenen, oefenen. Zodra de basis gelegd is moeten er veel meters gemaakt worden. Er zijn veel leuke eenvoudige leesboekjes beschikbaar om mee aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat je niet grijpt naar kinderboeken; je wilt tenslotte dat de cursist zich serieus genomen voelt. Een leuke tip is het boekje Water bij de melk; een bundel volksverhalen over list en bedrog, rijkdom en armoede, recht en onrecht, liefde, humor, en nog veel meer. De verhalen zijn afkomstig uit orale tradities van diverse landen, zoals Turkije, China, Kazachstan, Suriname, Indonesië, Marokko, Australië. Het leuke is dat de verhalen op 3 verschillende niveaus zijn geschreven én ingesproken, ook handig voor heterogene klassen. En ben je klaar? Dan kun je daarna lekker verder met het tweede deel Beren op de weg.